Schijncorrelaties, oorzaak en gevolg Als twee kenmerken een relatie hebben (correlatie) dan bestaat de neiging de een te zien als oorzaak en de ander als gevolg. Maar het gevaar van schijncorrelatie ligt om de hoek en Maarten van Rossum valt graag in die valkuil, zoals hij bij De Wereld Draait Door bewees. Bij onderzoek probeer […]
Lees volledig artikel: Schijncorrelaties, oorzaak en gevolg
Schijncorrelaties, oorzaak en gevolg
Als twee kenmerken een relatie hebben (correlatie) dan bestaat de neiging de een te zien als oorzaak en de ander als gevolg. Maar het gevaar van schijncorrelatie ligt om de hoek en Maarten van Rossum valt graag in die valkuil, zoals hij bij De Wereld Draait Door bewees.
Bij onderzoek probeer je o.a. een relatie te zoeken tussen twee variabelen. Bij voorbeeld dat ouderen positiever zijn over de EU dan jongeren. Of dat kiezers van het CDA positiever denken over Balkenende dan kiezers van de SP.
Soms zijn die relaties sterk en soms die relaties zwak of nihil. Maar als die relatie er is (zelfs als die sterk is) dan hoeft er geen oorzakelijk verband te zijn. Bij de twee voorbeelden hierboven lijkt dat oorzakelijk verband wel. Maar er is een makkelijk voorbeeld te geven waar het meteen duidelijk is dat er geen sprake is van een oorzakelijk verband. In Denemarken is vastgesteld dat in regio’s waar veel ooievaren leefden het geboortecijfer hoger was. Het is duidelijk dat de conclusie niet is dat baby’s blijkbaar inderdaad door de ooievaar wordt gebracht.
Zoiets heet een schijncorrelatie. Twee variabelen die een relatie hebben (correlatie) maar die allebei een relatie hebben met een derde variabele. In Denemarken was dat de urbanisatiegraad. Op het platteland waren meer ooievaars en werden meer kinderen geboren.
Met regelmaat zie je dat mensen zich niet realiseren dat er sprake kan zijn van schijncorrelaties of dat gemakshalve vergeten. Maarten van Rossum deed dat onlangs bij De Wereld Draait Door met dank aan het Sociaal Cultureel Planbureau.
Eind oktober kwam het rapport uit “Crisis in aantocht?” . Het was gebaseerd op het kwartaalonderzoek Continu Onderzoek Burgerperspectieven. In de persaandacht werd o.a. gesteld dat ontevreden burgers slecht geïnformeerd waren. Hier zie je dat o.a. terug. Beginzin van dat artikel is “Ontevreden burgers blijken vaak geen goed beeld te hebben van de politiek. Vaak is hun onvrede gestoeld op een combinatie van verhalen over politici en feiten.”
Deze informatie werd door Maarten van Rossum gebruikt om bij Matthijs van Nieuwkerk te stellen dat “hoe slechter men geïnformeerd is hoe bozer de burger is” (vanaf 9.20 bij deze aflevering in Uitzending Gemist) Nu is die relatie in dat onderzoek al lang niet zo hard als Maarten ons deed geloven, maar het was wel duidelijk dat hij een duidelijk oorzakelijk verband zag. “Als je beter geïnformeerd wordt dan zal je minder boos zijn” was zijn onderliggende aanname.
Maar deze relatie is ook een goed voorbeeld van een schijncorrelatie. Er is helemaal niet aangetoond dat er een oorzakelijk verband is tussen deze twee variabele. Zowel hij als in de rest van de publiciteit over dit gedeelte van het onderzoek van het SCP ging voorbij aan de onderliggende variabele die samenhangt met “het geïnformeerd zijn” en “de mate van boosheid”, namelijk de factor “opleidingsniveau”. (“Mate van boosheid” is trouwens ook een nogal partijdige benaming van het feit dat het mensen waren die ontevredener waren over de politiek en de situatie in Nederland dan het gemiddeld.)
Inderdaad zijn er onder de mensen die PVV stemmen gemiddeld meer mensen met een lagere opleiding (alhoewel het verschil met Nederland, zeker als je rekening houdt met de factor leeftijd, niet zo groot is als vaak gedaan wordt). En mensen met een lagere opleiding zijn niet alleen gemiddeld economisch kwetsbaarder dan mensen met een hoge opleiding, ook wonen ze gemiddeld meer in buurten waar het percentage allochtonen (beduidend) hoger is dan in de gebieden waar mensen met een hoge opleiding wonen. Dus hun hogere mate van ontevredenheid over de politiek en de situatie in Nederland kan dus samenhangen met de verschillen in feitelijke ervaringen met politiek en de situatie in Nederland.
En dat ze gemiddeld slechter geïnformeerd zijn kan dus ook samenhangen met het opleidingsniveau, waardoor die groep minder vaak het NRC-Handelsblad of De Volkskrant leest dan “ons soort –goed geinformeerde- mensen” als Maarten van Rossum.
Het is dan ook een waandenkbeeld dat als je mensen maar beter informeert ze minder ontevreden worden (of minder boos om de terminologie van Van Rossum te volgen). Ontevredenheid komt vooral doordat mensen het gevoel hebben dat ze geen invloed hebben op hun eigen omstandigheden. En dat gaat over in boosheid als mensen de wel invloed hebben op hun eigen omstandigheden, zoals Maarten van Rossum, niet alleen laten zien dat ze jouw problematiek niet zien of bagatelliseren, maar je deep down ook nog verachten.
Pas als je laat zien dat je mensen serieus neemt, ook als ze slecht geïnformeerd blijken te zijn, ze helpt wel controle over hun eigen omstandigheden te krijgen, en urgente problemen mee oplost schep je een basis waarbij de mensen minder ontevreden worden over de politiek en Nederland. En misschien nemen ze dan en passent ook kennis van de “juiste informatie “.
(Ik ga gemakshalve even voorbij aan de vraag wat “juiste informatie” is. Vaak blijkt dat ook een subjectieve weergave te zijn van de werkelijkheid of persoonlijke verwachtingen over de gevolgen van bepaalde maatregelen. Bij de huidige discussies rondom de Mexicaanse Griep zien we ook goed welke verschillen in interpretaties er zijn van bepaalde feiten, cijfers en gebeurtenissen.)
U heeft zojuist gelezen: Schijncorrelaties, oorzaak en gevolg.
Volg Maurice de Hond op Twitter | Facebook | LinkedIn | YouTube.
Terug naar de homepage