Als slager NFI zijn eigen vlees keurt Bij Justitie is het grote probleem dat als er gefundeerde kritiek op het werk komt men via intern onderzoek op die kritiek reageert. En dat leidt vrijwel altijd tot de conclusie dat die kritiek ongefundeerd is. De interne evaluatie van het NFI over ons Zwartboek is daar helaas geen uitzondering op. …
Lees volledig artikel: Als slager NFI zijn eigen vlees keurt
Als slager NFI zijn eigen vlees keurt

Bij Justitie is het grote probleem dat als er gefundeerde kritiek op het werk komt men via intern onderzoek op die kritiek reageert. En dat leidt vrijwel altijd tot de conclusie dat die kritiek ongefundeerd is. De interne evaluatie van het NFI over ons Zwartboek is daar helaas geen uitzondering op.
We zijn bezig om een reactie te schrijven waarin we zullen laten zien hoe ook dit keer weer zoiets blijkbaar verloopt om vervolgens als Justitie-onderdeel te kunnen komen tot de conclusie “niets aan de hand”, die vervolgens gemakzuchtig door iedereen wordt overgenomen. In onze reactie zullen er veel voorbeelden zitten van deze zo herkenbare aanpak van een onderdeel van Justitie. In dit weblog een karakteristiek voorbeeld.
Zwartboek NFI
Het Zwartboek NFI ging over het slecht functioneren van het NFI aan de hand van 17 rapporten over de Deventer Moordzaak. Het ging daarbij met name over de slechte kwaliteit van het werk en het feit dat het NFI volledig onderworpen lijkt te zijn aan het OM, in plaats van een onafhankelijke (wetenschappelijke) positie in te nemen. Op pagina 16 en verder noemen we 8 conclusies: “Slechte kwaliteit”, “gebrek aan zorgvuldigheid”, “belabberde omstandigheden”, “niet onderbouwde aannames”, “gebrek aan onafhankelijkheid”, “redeneren naar de veronderstelde eindsituatie toe”, “gebrek aan transparantie en late aanlevering”, “niet onderzoeken van relevante informatie”.
Een van de 17 rapporten in het Zwartboek NFI ging over mes P1. Dat was het mes waardoor Ernest Louwes eind 2000 tot 12 jaar moord was veroordeeld. Door de tekst van ons rapport te bekijken en de reactie van het NFI wordt niet alleen meteen duidelijk wat de insteek aan aanpak van de evaluatie was, maar het is eigenlijk ook een nieuwe onderbouwing van hetgeen we in het Zwartboek NFI over het NFI hebben gesteld.
Even kort de feiten:
– Eind september 1999 wordt mes P1 gevonden. 1.5 km van het huis van de weduwe. Ondanks dat men geen bloed of vingerafdrukken vindt wordt door het OM gedacht dat dit het moordwapen zou kunnen zijn. Mes P1 gaat naar het NFI.
– In november 1999 doet het NFI onderzoek naar de scheuren/gaten in de blouse van de weduwe en meet die op.
– Eind november 1999 wordt via een geurproef het mes P1 verbonden aan Ernest Louwes. Op 8 december 1999 gaan mes P1 en blouse terug naar de politie.
– Op 21 februari 2000, 5 dagen voor het proces tegen Louwes, rapporteert het NFI over o.a. de scheuren in de blouse. In dat rapport wordt de maten van de 7 scheuren in de blouse weergegeven. En als conclusie wordt getrokken: “de beschadigingen kunnen zijn ontstaan door een zeer scherprandig voorwerp…….gezien de complexiteit van het beschadigingsbeeld … kan geen uitspraak gedaan worden over het vermoedelijke gebruikte scherprandige voorwerp”.
– Bij de rechtszaak wordt deze conclusie van het NFI door het OM gecombineerd met de geurproef gebruikt om te stellen dat mes P1 dus inderdaad het moordwapen was en dat leidde bij het Hof te Arnhem tot de veroordeling van Ernest Louwes tot 12 jaar. In de zomer van 2003 werd deze uitspraak door de Hoge Raad verworpen na DNA onderzoek op het mes.
Onderin treft u het hoofdstuk ons Zwartboek NFI aan waarin we onze kritiek op het NFI aan de hand van dit onderzoek uiten. Wij stellen o.a.:
– Op 21 februari 2000 was de enige relevante vraag: “Kan gezien de scheuren in de blouse van het slachtoffer mes P1 het moordwapen zijn geweest”?
– In november/december 1999, ook nadat de geurproef het mes aan Louwes koppelde, waren zowel de blouse als het mes in het bezit van het NFI.
– Diverse scheuren van de blouse waren beduidend smaller dan de breedte van het mes P1 (die op 10 centimeter 2.6 cm breed was). Zie de foto hierboven, waarbij de witte lijn op het mes de breedte van de scheuren aangeeft.
De vraag…
Deze laatste bevinding zou in 1999 bij de forensische onderzoekers meteen tot de vraag moeten leiden: Mes P1 is breder dan scheuren in de blouse. Kan dat betekenen dat mes P1 niet het moordwapen is? Die vraag kan nog niet meteen ontkennend worden beantwoord. Het kan zijn dat tijdens het steken met het mes de stof van de blouse zodanig oprekt dat de scheur smaller is dan de breedte van het mes dat er doorheen gaat. De enige manier voor een goede forensisch onderzoeker om deze vraag te beantwoorden is dat vervolgens proefondervindelijk na te gaan!
Je hebt als NFI de blouse in je bezit en het mes, dus een dergelijke proef kan dus uitgevoerd worden. (Eventueel bestel je een kopie van de blouse om de test op uit te voeren). Het belang van deze proef kan niet te weinig benadrukt worden. Als immers de scheuren van de blouse met mes P1 breder zijn dan de 2.0 centimeter breedte van minstens 2 scheuren in de blouse dan zou daar automatisch uit volgen dat mes P1 het moordwapen niet was, de geurproeven tot een verkeerde uitkomst was gekomen en Louwes vrijgesproken zou zijn.
Maar die proef is toen niet uitgevoerd! En de enige conclusie van het NFI op 21-2-2000 was in feite dat met ieder voorwerp de moord gebeurd zou kunnen zijn, hetgeen het OM in haar requisitoir gebruikte om daarmee mes P1 als moordwapen te kunnen blijven presenteren.
Kleinere scheuren
Toen wij in 2007 ontdekten dat de scheuren kleiner waren dan de breedte van het mes hebben wij uitgebreide testen gedaan om te zien wat er gebeurde op dezelfde soort stof als die van de blouse van het slachtoffer als we met 4 (!) verschillende messen door die blouse heen staken. We hebben daarbij zowel meerdere malen recht gestoken, scheef gestoken, en op verschillende manieren de blouse gemanipuleerd. (Waarbij het relevant is om aan te geven dat er dus meerdere scheuren waren die smaller waren dan de breedte van mes P1).
Wij stelden PROEFONDERVINDELIJK vast dat de scheur maximaal 0.2 millimeter smaller kon zijn dan de breedte van het mes. Mes P1 zou zelfs onder “optimale” omstandigheden tot geen kleinere scheur dan een van 2.4 cm kunnen hebben geleid. Scheuren B en C op de blouse waren echter maar 2.0 cm breed.
Een dergelijk belangrijk onderzoek had het NFI in 1999/2000 dus kunnen en moeten uitvoeren en het gevolg was geweest dat Ernest Louwes in 2000 was vrijgesproken. Daarom hebben we dit onderwerp als een van de 17 in het Zwartboek NFI opgenomen. Dit was een goed voorbeeld voor twee van onze conclusies: “gebrek aan transparantie en late aanlevering”, “niet onderzoeken van relevante informatie”. En wellicht ook “gebrek aan onafhankelijkheid”. Er zijn immers veel aanwijzingen dat bij de opdrachten tot onderzoek van het OM men er niet op gericht is onderzoek te gaan doen die de verdachte zou kunnen vrijpleiten.
Breedte
In de interne evaluatie over het NFI Zwartboek die vorige week is uitgekomen wordt op dit onderwerp ingegaan. Op pagina 13 staat de conclusie van de evaluatie: “In het Zwartboek wordt geen rekening gehouden met het feit dat de breedte van een steekbeschadiging niet hoeft overeen te komen met de breedte van het lemmet…… De breedte kan ook korter zijn, wanneer de stof optrekt voordat het textiel wordt beschadigd. De conclusie dat er geen uitspraak kan worden gedaan over het vermoedelijke gebruikte scherprandige voorwerp impliceert dat mes P1 als moordwapen niet kan worden uitgesloten.”
In deze reactie wordt volledig de inhoud van het Zwartboek genegeerd. Wij hebben namelijk in 2007 het onderzoek gedaan dat het NFI in 1999/2000 heeft nagelaten. Daarbij hebben wij dus proefondervindelijk vastgesteld dat mes P1 op de stof van de blouse geen scheuren kan hebben toegebracht van maar 2.0 cm. breed! Maar ook in 2009 doet het NFI dat onderzoek niet, maar gooit er een dooddoener in “de breedte kan ook korter zijn”.
Bij welke breedte van de scheur zou het NFI dit niet in de evaluatie hebben gezet? Bij 0.5 cm, 1 cm, 1.5 cm, 2.0 cm? Is het niet juist de taak van het NFI om dat zelf vast te stellen en op basis daarvan conclusies te trekken?
Gebrek aan onafhankelijkheid
Daarom was onze beschuldiging in de richting van het NFI o.a. dat men relevante informatie niet onderzocht en er een gebrek aan onafhankelijkheid was t.o.v. het OM. Het NFI had vanaf half oktober 1999, toen men in het bezit was van het mes P1 en de blouse proefondervindelijk kunnen vaststellen of mes P1 de scheuren in de blouse had kunnen maken.
Als het NFI de proeven wel had uitgevoerd, die wij in 2007 hadden uitgevoerd, dan had men in 1999 al de conclusie kunnen trekken dat mes P1 het moordwapen niet kon zijn en de geurproef dus fout moest geweest zijn.
Maar dat het NFI met haar evaluatie in 2008 primair bezig is geweest om haar eigen straatje schoon te wassen blijkt wel met de conclusie over onze kritiek. Men doet (wederom) geen eigen onderzoek over de relatie tussen mes P1 en de breedte van de scheuren. Wij hebben dat onderzoek in 2007 wel gedaan en komen proefondervindelijk tot de conclusie dat de scheuren niet door mes P1 gemaakt kunnen zijn. En het NFI herhaalt in 2008 alleen de conclusie uit 2000 en negeert volkomen ons proefondervindelijk onderzoek waardoor mes P1 uitgesloten kan worden.
Helaas is dit karakteristiek voor de verdere inhoud van de evaluatie van het NFI. Binnenkort komen we met een volledig stuk, dat we dan wederom aan de kamerleden zullen aanbieden en ook hier openbaar maken.
Wederom een van de vele voorbeelden waaruit blijkt dat onafhankelijk onderzoek nodig is bij het evalueren van mogelijke fouten in de Justitie keten. Alleen dan wordt er een goed beeld gegeven van wat er fout is gegaan en ontstaat de basis om dergelijke fouten in de toekomst te voorkomen.
Hoofdstuk over mes P1 NFI Zwartboek
U heeft zojuist gelezen: Als slager NFI zijn eigen vlees keurt.
Volg Maurice de Hond op Twitter | Facebook | LinkedIn | YouTube.
Blijf onze site steunen door af en toe een (kleine) donatie. Klik hier.